Jeremia verlaat zowel zijn familie als Judith, de vrouw van wie hij houdt, om de boodschap van God in Jeruzalem te verkondigen. Hij waarschuwt de mensen dat de Heilige Stad door de Babyloniërs zal worden vernietigd. De wrede koning Jojakim ziet Jeremia als verrader en laat hem vervolgen. Jeremia vlucht, maar wordt toch gevangen genomen. Judith wordt voor zijn ogen doodgestoken. Als blijkt dat de Egyptenaren de koning niet te hulp zullen komen, wordt Jeremia vrijgelaten en vraagt de koning hem om advies. Safan, de generaal van de koning, ziet kans Jeremia in een verlaten regenput te gooien.